Ondernemer Henk* trapte in een oplichtingstruc van iemand die zich voordeed als medewerker van de Belastingdienst. Hij betaalde € 8.800,-. ‘Dat me dat is overkomen, daar snap ik niks van.’
Momenteel is Henk niet helemaal zichzelf, geeft hij toe. Onrustig. Het is ook een zeer drukke tijd, door de verkoop van zijn bedrijf. Daar moet hij voortdurend veel zaken voor regelen. Maar toch. Hij snapt niet dat hij enkele dagen eerder op verzoek van een onbekende ruim € 8.800,- heeft overgemaakt, naar wat nu blijkt een oplichter te zijn. Hij schudt zijn hoofd nog maar eens. ‘Ik herken mezelf hier helemaal niet in.’
De heer Rozenboom van de Belastingdienst
Een paar dagen eerder: de telefoon gaat. Het is de Belastingdienst. De man stelt zich voor als de heer Rozenboom. ‘Er is iets ernstigs aan de|t ook resoluut: Henk moet betalen, en snel.
De zoon van Henk doet zijn financiën, dus met zijn een tweede telefoon belt hij hem voor de inlogcodes. Zijn zoon waarschuwt: ‘Is dit wel te vertrouwen, pa?’, zegt hij. Henk luistert niet.
De man van de Belastingdienst blijft aan de lijn als Henk inlogt bij de ABN Amro. Hij geeft de opdracht een spoedbetaling uit te voeren. Maar het veiligheidssysteem van de bank houdt de betaling tegen.
Later ziet Henk dat de bank heeft geprobeerd hem te bellen. Maar omdat hij aan de lijn hing met de Belastingdienst, had hij dat niet door.
Ondertussen heeft de zoon zijn broer ingeschakeld, zelf werkzaam bij een bank. Die probeert zijn vader te bellen en stuurt hem berichten. ‘Stop hiermee, dit is oplichting!’, schrijft hij. Onafhankelijk van elkaar stappen de zoons in hun auto op weg naar hun vader om hem te waarschuwen.
Tot zijn eigen frustratie lukt de betaling niet via de ABN Amro. Henk probeert het daarom bij de ING, waar hij ook een rekening heeft. Hij verhoogt zijn daglimiet en maakt in twee betalingen het bedrag over. Als zijn zoons binnenkomen heeft Henk al opgehangen. Het geld is weg.
Hoe kan dit gebeurd zijn?
‘Mijn vader zei altijd: ‘er is niemand eerlijker dan de Belastingdienst’. Dus met dat idee besloot ik te betalen. Ik wist niet of het allemaal wel klopte. Maar ik dacht dat het geld wel terug zou komen als zou blijken dat het toch onterecht was.’
Maar Henk had de Belastingdienst niet aan de telefoon, maar een oplichter. Het geld komt niet terug. En dat weet hij vrijwel meteen nadat hij heeft opgehangen. Hoe heeft hij het kunnen doen? Die vraag heeft hij zichzelf inmiddels ontelbare keren gesteld.
Feit is dat de beller een zeer vlotte babbel had. Hij wist de druk ook goed op te voeren. Hij had kennis van zaken, waarmee hij Henk – al decennia succesvol ondernemer – wist te imponeren. Bovendien had de oplichter het ‘geluk’ dat Henk druk was door de overnameperikelen. Daardoor was zijn beoordelingsvermogen niet op peil.
‘Door het dreigement van beslaglegging op mijn bedrijf ben ik een soort van verdoofd geraakt. Ik kon daardoor niet meer goed nadenken. Het enige dat ik dacht was: dat móet ik voorkomen. Nu kan me goed voorstellen hoe een verslaafde zich moet voelen. Dat je volledig geconcentreerd bezig bent met slechts een ding.’
Zelf had Henk nog nooit van de manier van oplichting gehoord. Daarom wil hij graag anderen waarschuwen. ‘Het geld is waarschijnlijk weg. Mensen moeten weten dat dit gebeurt.’
*) Henk is een verzonnen naam. Dit in verband met de privacy van de gedupeerde.